DE ENERGIETOEKOMST VAN DE BRUSSELSE GEBOUWEN: TUSSEN BEWAREN EN PRESTEREN
prefabricage en standaardisatie mogelijk te maken. Hij gebruikt hiervoor de modulor. Zo zijn zelfs de welfsels op maat gemaakt, met een breedte van 57,5 cm of een halve module.
STAAT VAN HET GEBOUW VOOR DE AANVANG VAN DE WERKEN
Het eerste en één van de belangrijkste problemen is gelinkt aan de bouwfysica. Volgens de informatie van de Woningmaatschappij was voor de meeste bewoners de energiekost hoger dan de huurprijs. De gevel was opgebouwd uit sandwichpanelen - 5 cm beton aan de buitenkant, 5 cm beton aan de binnenkant en daartussen een dunne isolatie van 2 cm en had dus een bijzonder beperkte thermische weerstand. De gevelpanelen zijn opgehangen in de structuur, met als gevolg dat de structuur van binnen tot buiten loopt in de gevel en dat er via de structuur grote thermische koudebruggen ontstaan.
Een tweede moeilijkheid in het gebouw is de brandveiligheid. Volgens de regel van de wet zijn er te weinig noodtrappen, want deze staan 57 m uit elkaar, terwijl het 60 m zou moeten zijn. Er was geen compartimentering tussen de noodtrappen en de liften, dus voor hoogbouw dienden beide uitgerust te worden met een sas. Sommige appartementen geven rechtstreeks toegang tot de trappenhuizen. De appartementen zijn niet gecompartimenteerd ten opzichte van de circulatie, de structuur heeft geen brandweerstand van twee uur, en dat geldt hier vooral voor de welfsels. Het laatste belangrijke punt is dat het brandoverslagcriterium in de gevel niet voldeed. Normaal gezien moet men een zone hebben die een ontwikkeling heeft van een meter lang en die een brandweerstand heeft van een uur, zowel tussen twee verdiepingen als tussen twee appartementen, dus zowel horizontaal als verticaal.
Verder zijn de technische installaties verouderd. Het gebouw bevatte geen ventilatiesysteem. De problemen van akoestiek spreken voor zich, gezien de constructiemethode: problemen met geluidsoverdracht via de gemeenschappelijke technische kokers, problemen met contactgeluid doorheen heel de structuur, veel te weinig absorberende oppervlakten en te weinig massa tussen twee appartementen.
Een laatste moeilijkheid is de zeer beperkte vrije hoogte van de appartementen. Op afbeelding 11 ziet men dat de hoogte vanaf de afgewerkte vloer tot aan de onderkant van de welfsels juist 2,5 m bedraagt. De opgemeten hoogte tussen de onderkant van de portieken en de afgewerkte vloer is 2 m. Er is dus heel weinig speling om technische of andere uitrustingen te voorzien, vermits de chape maar 7 cm dik is en zich bevindt op de welfsels. De chape en de welfsels zijn niet samenwerkend, waardoor de chape in overwicht is op de welfsels.
Om een meer diepgaande kennis te verwerven van de opbouw en de staat van de woontoren, werd een hele reeks van sonderingen, prototypes en mock-ups uitgevoerd. Zoals de demontage van een gevelpaneel, om te kijken hoe dat paneel geplaatst werd, of het gemakkelijk demonteerbaar was, ook om de samenstelling van het paneel beter te begrijpen. Er werd onderzoek gedaan naar de staat van het beton – er is vrij veel zichtbeton aanwezig. De samenstelling van het dak, de samenstelling van de vloeren en de bestaande baksteen werden bestudeerd. Bijkomend onderzoek werd verricht naar de brandveiligheid van de trappen, bijkomende opmetingen van de structuur van heel het gebouw om de juiste dimensionering van de gevelpanelen te kunnen bepalen. Vele akoestische metingen werden uitgevoerd, omdat dit een belangrijk punt was in het wooncomfort. Ook een onderzoek naar de dwarsstabiliteit van het gebouw was nodig.
De belangrijkste thema’s voor de renovatiefilosofie van het project: eerst een comfortabele inrichting van de appartementen ontwerpen, met bijzondere aandacht voor de collectieve ruimtes en een gevel die beantwoordt aan de EPB-vereisten, en dit alles met respect voor de kwaliteiten die hierboven opgesomd zijn.
HET PROGRAMMA
Het gebouw omvatte oorspronkelijk 105 woningen. Daar werden nu 103 appartementen van gemaakt en alle drie-slaapkamerappartementen werden omgevormd naar twee-slaapkamerappartementen om het comfort van de woningen te optimaliseren. Qua energieperformantie is het resultaat een globaal K-peil van K30 en een E-peil van E80 per woning. Alle vloeren en plafonds zijn bekleed met isolerende akoestische materialen omwille van de akoestiek en de brandveiligheid. Hierdoor heeft het gebouw zijn inwendige inertie verloren. Ondanks het feit dat er een nieuwe gevel voorzien was, bleef er nog altijd een probleem van oververhitting in de zomerperiode. Hierdoor werden een aantal ramen opgeofferd, hoofdzakelijk in de slaapkamers. Ook werd elk bovenraam voorzien van een buitenzonnewering.
Vervolgens de gevels: er werden bijzonder veel oplossingen bestudeerd. Eerst het behoud van de bestaande gevel, maar dat was
81