In This Issue

Jump to Page

1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125

ON LINE ERFGOED BRUSSEL – STUDIEDAG – 11/12/2014

Dat een gevelsteen aan vorstdooicycli wordt blootgesteld hoeft echter niet noodzakelijk tot schade te leiden. Bepalend hiervoor is de mate van vorstgevoeligheid of vorstbestendigheid van de gevelsteen in kwestie. De voormalige Belgische norm, NBN B27-010, hanteerde hiervoor het Gc -criterium. Hoewel de toepasbaarheid van dit criterium sindsdien in vraag gesteld wordt en het criterium zeker niet voor alle materialen van toepassing is, kan het desondanks als een eerste indicatie dienen om de risico’s op vorstschade in te schatten. De Gc-factor wordt berekend met volgende formule:

Gc = -14.53 - 0.309 α + 0.203 S

Hierbij is α de waterabsorptiecoefficiënt van het materiaal, uitgedrukt in verzadigingspercentage per tijdseenheid in s0.5, en S de watertoegankelijke porositeit, uitgedrukt in percentage van het totale volume. De experimenteel bepaalde Gc -waarden op basis van de gelichte stalen zijn opgenomen in tabel 5. De norm stelt dat de Gc -waarde voor verticale gevelelementen in massief metselwerk kleiner moet zijn dan -1 en kleiner dan -2.5 voor horizontale gevelelementen. Zowel de voegmortels als de geveldelen in Euville, afhankelijk van de exacte waarde, vertonen volgens hogergenoemd criterium bijgevolg een mogelijk risico op vorstschade. Het dient evenwel opgemerkt dat Euville natuursteen doorgaans als vorstbestendig beschouwd wordt en het WTCB eerder richtwaarden tussen -4.4 en -5.5 voor de Gc -factor opgeeft. De resultaten voor de Euvillesteen tonen hier een wat gevarieerder beeld, wat kan wijzen op het gebruik van kwalitatief mindere materialen zodat lokaal inderdaad mogelijk een risico op vorstschade ontstaat.

Bij de evaluatie van de mogelijke vorstgevoeligheid van de materialen, dient tevens opgemerkt dat het hier enkel mogelijke vorstschade aan de materialen op zich betreft. Schade die het gevolg is van de combinatie van de materialen in het metselwerk, waardoor bijvoorbeeld de voeg naar buiten geduwd wordt, wordt met dit criterium niet in rekening gebracht.

CONCLUSIE

De evaluatie van de mogelijke opties om de isolatiekwaliteit van de buitengevels van de voormalige veeartsenijschool te Anderlecht te verbeteren toont aan dat de risico’s op mogelijke vorstschade aan het gevelmetselwerk sterk toenemen, vooral aan de voor- en zijgevels, uitgevoerd met een parement in Euvillesteen, en in mindere mate aan de achtergevel, waar hoofdzakelijk baksteenmetselwerk voorkomt. De opbouw van het historisch metselwerk, onafhankelijk van de keuze van de binnenisolatie, heeft bijgevolg een belangrijke invloed op de temperatuurverdeling, het vochtgehalte en het bijhorende risico op vorstschade aan het parement.

De oorspronkelijke keuze om het primair energieverbruik van het gebouw terug te dringen van ca. 400 kW/m2 tot 188 kW/m2 door een verbetering van de isolatie van de gebouwschil, omvatte het aanbrengen van een 12 cm dikke isolatieplaat op basis van calciumsilicaat aan het binnenoppervlak van de buitenwanden. De studie toont aan dat een dergelijke benadering een sterke verhoging van het risico op vorstschade aan het parement met zich meebrengt, vooral aan de reeds vochtgevoelige geveldelen in Euville natuursteen. Bovendien bestaat het risico dat doorlopende voegen zich aan het binnenoppervlak zouden aftekenen, als gevolg van het watertransport doorheen de voeg en de isolatieplaat. Een 3 cm dikke isolerende bepleistering, resulterend in een wat hoger energieverlies doorheen de buitenmuren, levert een substantiële winst op – op het vlak van mogelijke vorstschade – ten overstaan van het oorspronkelijke voorstel tot verbetering van de isolatie. Er is nog steeds een toename aan risico op vorstschade ten overstaan van de huidige situatie, zij het minder significant.

Om de werkelijke risico’s op vorstschade in te schatten, werd het Gc -criterium voor de materialen volgens een oude Belgische norm getoetst aan in-situ waarnemingen van de schade.

Een evaluatie van de geveldelen van de voor- en zijgevels toont aan dat aanzienlijke schade voorkomt aan de natuursteen (afb. 8). De primaire oorzaak van de waargenomen schade aan de Euvillesteen heeft echter meer te maken met gipsvorming als gevolg van de luchtverontreiniging en minder met vorstschade. Dit bevestigt in se de algemene beoordeling van Euville als een vorstbestendige natuursteen. De vorming van de

MateriaalGc-factor
Euvillesteen-3.42 tot 0.28
Baksteen-1.66
Legmortel-6.96
Voegmortel Euvillesteen-0.33
Voegmortel baksteen-0.64

Tabel 5

Overzicht van de experimenteel bepaalde Gc-factor voor de verschillende gevelmaterialen (© KIK-IRPA).



74 | Risico-analyse van de toepassing van binnenisolatie in historische gebouwen