In This Issue

Jump to Page

1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125

DE ENERGIETOEKOMST VAN DE BRUSSELSE GEBOUWEN: TUSSEN BEWAREN EN PRESTEREN

Echter, door het oplopen van de energiekosten bestaat het risico dat de woningen op een verkeerde manier worden verwarmd, gebruikt en aangepast. De problemen die zich in de woningen dan kunnen voordoen, kunnen zowel voor het behoud van het erfgoed als voor de gezondheid en het comfort van de bewoners nadelig zijn.

De energiestudie en -audit van Cenergie is uitgevoerd zoals het beheersplan voorschrijft om in aanmerking te kunnen komen voor gewestelijke subsidie. Die aanpak vertrekt van de verbeteringen op vlak van energie en binnenklimaat die in het beheersplan zijn voorzien, om vervolgens te onderzoeken welke de energieperformantie ervan is in elk specifiek geval 4, en op basis daarvan de meest efficiënte maatregelen voor te stellen. Over deze studie vertelt Jonathan Fronhoffs van Cenergie meer in zijn bijdrage (pp. 51-55).

De beperking van de energievraag met accent op de verbetering van comfort

In de Trias Energetica gaat men ervan uit dat een duurzaam gebouw in de eerste plaats de energievraag beperkt en vervolgens duurzame energiebronnen gebruikt en geen fossiele brandstoffen verspilt. De eerste maatregel wordt gewoonlijk gerealiseerd door de buitenschil te isoleren. Niet alle isoleringswerken van de buitenschil zijn even besparingsefficiënt; het beheersplan vraagt om met deze efficiëntie – qua financiën en energie – rekening te houden om subsidies te kunnen genieten.

Maar het beperken van de vraag kan ook via een andere weg dan het isoleren van de buitenschil, namelijk door ervoor te zorgen dat de bewoners bij een lagere binnentemperatuur een comfortgevoel hebben. Het is immers bekend dat niet alleen de binnenluchttemperatuur het comfortgevoel beïnvloedt, maar ook tocht, vochtigheid en luchtkwaliteit. Dat noemt men het binnenklimaat. Door het vermijden van tocht, vochtigheid en koude vlakken, is het mogelijk om een comfortgevoel te geven bij een lagere binnenluchttemperatuur. Daardoor gaat er minder energie verloren doorheen de buitenschil, zowel door geleiding, door straling als door luchtlekken. In de typeaudits van Cenergie wordt aangenomen dat na herstel van het comfort de gemiddelde (dag en nacht) binnentemperatuur met 1°C kan dalen. Dit levert al een aanzienlijke besparing op, zonder aan comfort in te boeten. Iedereen kent immers de voorbeelden van de stralingskachels, die bij koude een aangename warmte geven, of het behaaglijke gevoel bij een zonnige koude dag.

Maatregelen ten behoeve van comfort en gezondheid zijn gunstig voor de energiebesparing, maar energiebesparing is niet noodzakelijk gunstig voor comfort en gezondheid. Het isoleren van de buitenschil levert algemeen aanvaarde becijferbare energiebesparingen op. Het oplossen van comfortgebreken heeft een onrechtstreekse invloed op de energierekening; het energieverlies daalt omdat het temperatuurverschil tussen binnen- en buitenlucht vermindert. De luchttemperatuur is een doorslaggevende factor voor de invloed van de thermische weerstand van de buitenschil op de rekening. Als de binnenluchttemperatuur kan worden verlaagd, vermindert de efficiëntie van het isoleren van de buitenschil.

Isolatie van de buitenschil en binnenklimaatcomfort zijn zeer nauw verweven maar toch duidelijk te onderscheiden. Ze beïnvloeden mekaar, maar eisen andere acties. De eerste zijn meestal minder erfgoedvriendelijk dan de tweede; daarom karakteriseert het beheersplan de maatregelen volgens dat onderscheid.

Samengevat, voorziet het beheersplan de volgende maatregelen om de energievraag te beperken, in afnemende mate van prioriteit, door:

• verbeteren van het comfort (interne microklimaten, vochtigheid, ...);

• luchtdichtheid van de buitenschil;

• isoleren van de buitenschil (daken, vloeren boven niet verwarmde lokalen, gevels);

• verbeteren van de prestaties van de uitrustingen (verlichting, verwarming, sanitair, warm water).

Deze maatregelen zijn verfijnd naar een 12-tal specifieke maatregelen, die in de tabel (afb. 5a en 5b) vermeld staan bovenaan de kolommen.

• van 1.1 tot 1.5: comfort en hygiëne

• van 2.1 tot 2.6: isoleren van de buitenschil

• 5.1: energie-efficiëntie van de technieken

Deze bijlage somt ook alle werken op uit de technische voorschriften (T02) die bijdragen tot één of meerdere van de voornoemde maatregelen, en toont de verbanden. In afbeelding 6 ten slotte, wordt aan de hand van gevels en plannen van één huizentype (LLw_D) getoond waar de verschillende maatregelen zich bevinden.

Het energieresultaat van de erfgoedconforme maatregelen

Hoe energieperformant die maatregelen zijn, werd op twee concrete huizen bij wijze van voorbeeld en onderzoek onderzocht in de energieaudit (zie bijdrage van Cenergie). Twee huizen is voorlopig een zeer beperkt staal om nauwkeurige conclusies te trekken, maar het geeft een beeld van de



43