In This Issue

Jump to Page

1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125

DE ENERGIETOEKOMST VAN DE BRUSSELSE GEBOUWEN: TUSSEN BEWAREN EN PRESTEREN

Onderhoud moet steeds voorrang krijgen. Indien onderhoud niet volstaat, wordt overgegaan tot restauratie en herstel. Pas in laatste instantie en enkel indien echt nodig, kan een element worden vervangen. Reconstructie van een identiek model is eerder uitzondering dan regel. Op zich een heel duurzame aanpak.

In wat volgt schetsen we hoe, op basis van deze interventiefilosofie en vanuit de essentie van de opdracht van de monumentenzorger, de erfgoedsector in praktijk zowat steevast in de clinch gaat met de energiesector. En dat, ondanks de uitzonderingsregel op de energieprestatie die geldt voor beschermde monumenten. Die regel is nodig, maar illustreert tegelijkertijd de tegenstellingen die aldus niet worden opgelost. En uiteraard, of men nu al dan niet toestemming heeft om af te wijken van de norm, het uitgangspunt van de aanvrager blijft terecht het verbeteren van de situatie/ verhogen van het comfort.

De eisen van de EPB (Energie- Prestatie-regelgeving bij het bouwen en verbouwen) zijn pas van toepassing als er werken worden uitgevoerd en ook een stedenbouwkundige vergunning vereist is. In praktijk gebeurt echter het omgekeerde: een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend om werken te kunnen uitvoeren met het oog op het beantwoorden aan de EPB-norm.

GEVELISOLATIE

Ik overloop de volledige enveloppe van het gebouw, de huid die de overgang vormt tussen beschermde en onbeschermde omgeving, het interventieonderwerp inzake de verbetering van de energieprestatie.

Starten we bij de historische gevel: bakstenen gevels sober of polychroom, met decoratief metselwerk, doorspekt met natuursteen, gevels volledig opgetrokken in natuursteen, met sculptuurwerk of een sobere neoclassicistische gevel in witte kalkpleister met eenvoudig lijstwerk, zijn erg representatief voor de Brusselse bebouwing (afb. 1 en 2).

Geen van allen kunnen ze langs de buitenzijde worden geïsoleerd zonder hun erfgoedwaarde te verliezen. Zeer eenvoudige gevels lenen zich eventueel nog wel tot buitenisolatie, maar toch rest bij een dergelijke interventie nog heel wat detailwerk. Wat met de aansluitingen met de bestaande ramen? Deze worden deels bedekt door de dikte van de isolatie, komen visueel dieper in het gevelvlak te liggen, de dorpels moeten worden aangepast teneinde het water buiten te leiden.

Wat met de dakrandaansluitingen en overgangen met in- en uitsprongen? Dit soort interventies leidt vaak tot visueel onelegante of technisch halfslachtige oplossingen. Wat voor de isolatie van een nieuwbouwproject de ultieme oplossing is, blijkt in renovatie meer dan eens een omslachtige operatie en een verhaal zonder eind. Want doe ik de gevel, dan ook het raam, het dak, de goot, de zijbouw, de buur,...

Als de buitenzijde isoleren niet mogelijk is, dan maar langs de binnenzijde. Maar ook dat is vaak uitgesloten vanuit erfgoedkundig standpunt omwille van de decors

Afb. 1 en 2

Typisch Brusselse gebouwen. Links: Brusselse woonhuizen van rond de vorige eeuwwisseling (Ch. Bastin & J. Evrard © GOB); rechts: neoclassicistische gevel tegenover het Pachecogodshuis, Fermerijstraat, arch. H. Partoes, ca. 1830 (© GOB). Geen van deze gebouwen kan langs de buitenzijde worden geïsoleerd zonder hun erfgoedwaarde aan te tasten.



19