ON LINE ERFGOED BRUSSEL – STUDIEDAG – 11/12/2014
BOUWKUNDIG ERFGOED EN ENERGIEPRESTATIE: VERZOENBARE UITDAGINGEN?
MANJA VANHAELEN
DIRECTIE MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN, BRUSSEL STEDELIJKE ONTWIKKELING
SCHETS VAN DE PROBLEMATIEK WAARMEE DE DIRECTIE MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN EN DE ERFGOEDSECTOR VANDAAG WORDEN GECONFRONTEERD IN DE TOEPASSING VAN DE WETGEVING MET BETREKKING TOT DE VERBETERING VAN DE ENERGIEPRESTATIE VAN GEBOUWEN.
Sinds de opmars in de strijd om de vermindering van CO2-uitstoot en de verbetering van de energieprestatie van gebouwen zoekt de erfgoedsector naar een manier om in die context om te gaan met het bouwkundig erfgoed. Misschien lijkt het een wat karikaturale voorstelling dat erfgoed en energieprestatie vrijwel diametraal tegenover elkaar zouden staan. De toepassingen waarmee we in de praktijk worden geconfronteerd, benaderen in menig verbouwingsdossier jammer genoeg deze scherpe voorstelling van twee kampen die op elkaars terrein contradictorische acties ondernemen.
DE OPDRACHT VAN DE MONUMENTENZORGER
Laten we de opdracht van de monumentenzorger eerst nog eens van nabij bekijken. In essentie staat de monumentenzorger in voor het behoud van het erfgoed, hij/zij zorgt ervoor dat gebouwen, als uitdrukking van een architecturaal verleden, van cultuur en ‘savoir faire’, in goede conditie worden bewaard. Behoud van het materiaal uit het verleden, de monumenten en hun waardevolle aspecten en deelaspecten: decoratie, details, materiaal, technieken, architectuur van verschillende bouwperiodes (van gotiek over renaissance en eclecticisme tot het late modernisme van de jaren 1950 en 1960), behoud van expressie, concept, stedenbouwkundige context.
Zo worden de monumenten overgedragen aan komende generaties, als getuigen van geschiedenis, cultuur, wetenschap en kennis.
Monumentenzorgers begeleiden monumenten naar hun toekomst en binden daarbij de strijd aan met de natuurlijke verwering en veroudering van gebouwen, met schade door natuurrampen, oorlog of soms zelfs vroegere restauratieinterventies. Ze trachten de monumenten ook te begeleiden bij de vernieuwing van het patrimonium, via renovatie, nieuwe bestemmingen, aanpassingen aan stijlen, smaken, comfortvereisten en uiteraard ook aan de vereisten ter verbetering van de energieprestatie.
Wat waardevol is, is voor elk monument verschillend. Soms is het een unieke expressie, soms het materiaal dat oud is en een unieke historische getuigenis vormt, soms gaat het niet zozeer om het materiële maar om het concept of de idee die aan de basis van het gebouw liggen.
De opdracht van de monumentenzorger wordt ondersteund door een theoretisch kader aangereikt door het Charter van Venetië uit 1964. Ook de wetgeving die vandaag wordt gehanteerd en ontwikkeld gaat terug op dit charter. De twee pijlers van deze restauratiefilosofie zijn de volgende:
Vooreerst is een goede kennis van het monument noodzakelijk; vandaar het belang van goed onderzoek voorafgaand aan elke interventie, zowel historisch als materiaaltechnisch of nog ander onderzoek. Op die manier wordt onderkend wat werkelijk waardevol is en wordt duidelijk hoe men al dan niet kan ingrijpen.
Een tweede pijler is het respecteren van een hiërarchie in de interventie.
18 | Bouwkundig erfgoed en energieprestatie