In This Issue

Jump to Page

1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 | 31 | 32 | 33 | 34 | 35 | 36 | 37 | 38 | 39 | 40 | 41 | 42 | 43 | 44 | 45 | 46 | 47 | 48 | 49 | 50 | 51 | 52 | 53 | 54 | 55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | 73 | 74 | 75 | 76 | 77 | 78 | 79 | 80 | 81 | 82 | 83 | 84 | 85 | 86 | 87 | 88 | 89 | 90 | 91 | 92 | 93 | 94 | 95 | 96 | 97 | 98 | 99 | 100 | 101 | 102 | 103 | 104 | 105 | 106 | 107 | 108 | 109 | 110 | 111 | 112 | 113 | 114 | 115 | 116 | 117 | 118 | 119 | 120 | 121 | 122 | 123 | 124 | 125

L'AVENIR ÉNERGÉTIQUE DU BÂTI EXISTANT BRUXELLOIS : ENTRE PERFORMANCE ET PRÉSERVATION DE ENERGIETOEKOMST VAN DE BRUSSELSE GEBOUWEN: TUSSEN BEWAREN EN PRESTEREN

INLEIDENDE OPMERKINGEN

In naam van de minister-president heet ik u van harte welkom op deze studiedag en dank ik u voor uw talrijke aanwezigheid.

In mei 2013 keurde de Brusselse Regering het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing goed. Hiermee drukte ze de wens uit zich actief in te zetten om de uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen terug te dringen en tegelijkertijd alle gezinnen in het Gewest betaalbare toegang tot energie te waarborgen. Dit Wetboek, dat op het Gewestelijk Lucht-Klimaat-Energieplan is gebaseerd, bevat onder meer de maatregelen die noodzakelijk zijn om de energie-efficiëntie van de openbare gebouwen te verbeteren en onze doelstellingen inzake de daling van het energieverbruik te bereiken, namelijk -30% uitstoot van broeikasgassen tegen 2025 in vergelijking met 1990.

Energiebesparing wordt meestal in verband gebracht met de bebouwing (residentieel en niet-residentieel), met de activiteiten van de tertiaire sector, met het transport. Wat de bebouwing betreft, blijkt de huisvestingssector een van de grote energieverslinders te zijn. Dat heeft uiteraard uiteenlopende redenen: slecht onderhoud van de gebouwen, verouderde technische installaties, gebrekkige isolatie, een te lage bezettings- of gebruiksgraad van de gebouwen… De combinatie van deze parameters kan een energiearmoede met een grote financiële en sanitaire impact veroorzaken, vooral voor bevolkingsgroepen die al economisch kwetsbaar zijn.

Het vraagstuk van de energiebesparing in de bestaande bebouwing is cruciaal. Het Gewest beschikt al over een hele batterij instrumenten om de toestand te verbeteren: de vierjarenplannen van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, Duurzame Wijkcontracten, renovatiepremies, premies voor de verfraaiing van gevels, gesubsidieerde werken, mobiliteitsplannen. Maar talrijker betekent niet meteen doeltreffender: door de logge administratieve procedures, de lange wachttijden, de complexiteit van de maatregelen en het gebrek aan opvolging worden de verhoopte resultaten niet altijd bereikt. Daarom wenste de Regering bij het begin van haar regeerperiode “het stelsel van de renovatiepremies te evalueren en te wijzigen om deze in hoofdzaak te richten op de doelgroep die hieraan werkelijk behoefte heeft […], alsook het stelsel van de renovatie- en de energiepremies te herevalueren […] om beide maatregelen vervolgens samen te brengen. Het voorwerp van de huidige energiepremies wordt verplaatst van de passief- en lage-energiebouw voor nieuwe woningen naar energiebesparende werken.” Deze herevaluatie zou het ook mogelijk moeten maken om optimaal rekening te houden met de architecturale en patrimoniale kwaliteit van ons Hoofdstedelijk Gewest. Er moet een evenwicht komen tussen erfgoedbehoud en energiebesparing. Onze werking moet streven naar dit evenwicht tussen de energieprestaties en het behoud van de bebouwing, en zulk een evenwicht is pas mogelijk als we rekening houden met de eigenheid van het oude stadsweefsel. Zo kunnen we gebouwen op een intelligente manier aanpassen om de energiekosten te verlagen zonder structurele onevenwichtigheden te veroorzaken die onze langetermijndoelstellingen in gevaar brengen. Door de stad te renoveren, door ons erfgoed op te waarderen, door in het stedelijke weefsel in te grijpen, door de levensomstandigheden te verbeteren, kiezen we resoluut voor een langetermijnbeleid.

Uiteraard zullen we daartoe zware inspanningen moeten leveren; de opdracht is complex, er zijn tal van betrokken partijen en de middelen zijn beperkt. Maar erfgoedbehoud en energiebesparing zijn wel degelijk met elkaar te verzoenen, en er zijn talrijke bruggen tussen beide. We kunnen tot gemeenschappelijke denksporen komen door discussies op gang te brengen, door de verschillende stakeholders samen te brengen, door de problemen duidelijk te omschrijven, door het debat over de uitdagingen aan te gaan. Om aan deze complexe uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, zullen we bij onze medeburgers een sensibiliseringscampagne en horizontaal overleg moeten voeren. De besturen en de verenigingen hebben daarin een essentiële rol te spelen.

Ik dank u voor uw aandacht en wens u nog een vruchtbare dag vol boeiende debatten en ideeën toe.

Bety Waknine

Adjunct-kabinetschef, Kabinet van Minister-President Rudi Vervoort



11